Allemaal uniek
“Look, you’ve got it all wrong! You don’t need to follow me. You don’t need to follow anybody! You’ve got to think for yourselves! You’re all individuals!”
Voor wie de geniale, briljante film The Life of Brian heeft gezien is dit waarschijnlijk een welbekende quote. Brian, tegen wil en dank uitgeroepen tot de nieuwe Messias en ineens behept met een enorme sliert volgers, staat op zijn balkon en schreeuwt met een door frustratie gekleurde verbazing de menigte toe dat ze voor zichzélf moeten denken. Dat ze niemand hoeven te volgen. Dat ze allemaal uniek zijn.
“Yes! We’re all individuals!”
…klinkt het vervolgens in koor. Och, de ironie. Ik hartje Monty Python, al heel lang, want zij waren hun tijd maar mooi mijlenver vooruit. Kenjenagaan. Toen zij deze scène bedachten had er nog niemand een mobieltje, laat staan een instagram-account.
Flashback naar een week of twee geleden. Mijn bijna-achtjarige dochter en ik zitten aan tafel en keuvelen wat. Plotseling zegt ze: “Mama, wanneer mag ik een Aaifoon? Ik wil ook een Aaifoon.
”Ik kijk haar aan. “Oh.. Waarom?”
“Nou gewoon,” luidt haar bloedserieuze antwoord. “Ik wil fáns.”
Zij en haar broertje en met hen nog vele andere kuikens groeien op in een bijzondere tijd. Nu wil ik niet per se klinken als een ouwe muts, maar ik kon tijdens het uitgaan nog gewoon ouderwets van een barkruk lazeren of pootje-over een heg induiken of op een biljarttafel klauteren en mijn unieke, fonetische versie van zeker acht coupletten van het Wilhelmus ten gehore brengen, zonder dat ik bang hoefde te zijn dat ik viral zou gaan of dat een (toekomstige) werkgever online al teveel compromitterend materiaal zou kunnen opduikelen.
Het is natuurlijk geweldig makkelijk om je telefoon uit je broekzak te vissen en een snapshot te maken van die mooie vlinder, die geweldige zonsondergang, je verantwoorde smoothie of dat schattige bikinietje dat o zo koddig bijna verdwijnt in de plooien van je chubby dreumes.
Maar aan dat gemak zit ook een keerzijde.
Want ook mensen die, in de ogen van hun medemens welteverstaan, verkeerd gekleed zijn of fysiek uitgedaagd of die het op wat voor manier dan ook verdienen om te grazen te worden genomen, moeten het ontgelden. Enne… wat zou die vrijwel naakte dreumes in kwestie er eigenlijk zelf van vinden, later als ze groot is, als ze erachter komt dat die foto’s van haar voorgoed rondzwerven in de ether?
“Wat betekent dat dan, fans?” vraag ik mijn dochter.
Nou gewoon,” zegt ze. “Dat mensen me kunnen zien. En dat ze me mooi vinden ofzo, of mijn kleding.”
“Maar dat zijn dan allemaal mensen die jij niet kent. En die jou niet kennen. Die niet weten hoe lief en grappig en slim je bent. Maar die mensen gaan dan wel iets van jou vinden. En helaas zullen mensen ook een hoop lelijke dingen zeggen. Want dat gebeurt dus best wel vaak. Wat zou je daar dan van vinden? Hoe zou dat voelen?”
Elke dag weer probeer ik het zaadje van zelfvertrouwen in haar te planten, te laten ontkiemen, te laten groeien. Ik huiver nu al bij de gedachte dat ze straks, als het aan mij ligt waaaaaay straks, ook rondloopt met een Aaifoon. Een instagram-account heeft. Bloot zal staan aan alle gevaren die loeren in de grotten en spleten en spelonken van de online wereld.
Dat ze spichtige meisjes in allerhande onnatuurlijke poses gaat zitten bekijken, overal hartjes uit zal gaan delen, maar vooral dat ze haar eigen lijf zal gaan afmeten aan de plastic standaard die er heerst. Dat ze haar geluk laat bepalen door een getal. Een getal op de weegschaal. Een getal bij het kopje ‘volgers’ op haar instagram. Dat ze haar eigen pad verlaat en gaat doen wat iedereen doet. Omdat iedereen het doet.
Wie máákt ze nou eigenlijk, al die zogenaamd ontspannen, unieke, je-ne-sais-quoi-achtige plaatjes op Instagram?
Vandaag stuitte ik (yep, online) op een pracht van foto die eigenlijk alles zegt.
Op het spierwitte strand van een paradijselijk ogend eiland zit een jonge vrouw vrouw sereen met haar batterij in de branding, starend in de verte over Het Leven te peinzen.
Achter haar staat haar man. Hij maakt een foto van haar welgevormde rug.
Naast de vrouw zit andere een vrouw. Ook in de branding. Achter haar staat haar man. Hij maakt een foto van haar welgevormde rug.
Naast die vrouw, wat denk je, weer een vrouw. Met, en dit zag natuurlijk helemaal níemand aankomen, achter zich een man. Met een camera.
Allemaal maken ze dezelfde foto. Of nou ja, foto’s. Als in: meervoud. Als in: miljoenen. Die daarna stuk voor stuk kritisch bekeken, bijgesneden en befilterd zullen worden.
“Please make sure no one else is in the picture!”
Je hoort het haar, én haar drie buurvrouwen, bijna zeggen. De Vrouw In De Branding als equivalent van De Man Die De Toren Van Pisa Tegenhoudt.
“Ik denk dat ik dat niet zo leuk zou vinden. Doen mensen dat écht? Zomaar lelijke dingen zeggen over foto’s? Óók als die mensen er gewoon leuk uitzien?”
“Ja, dat gebeurt zeker, lieffie. Heel vaak zelfs.”
Het vervelende is dat we er zomaar erg ongelukkig van kunnen worden, dat hele insta-gedoe.
Dat het voelt alsof het knettergroene gras aan de overkant dat van jou op een gortdroog potpourri doet lijken. Dat andermans leven wel érg veel mooier, leuker en interessanter is dan het jouwe. Dat andere vrouwen met bruinverbrand-glanzende huid zweetsnor-vrij door het leven dartelen op hoge hakken, terwijl jij in joggingbroek en op gympen nog over je eigen voeten struikelt.
Heel prachtige vrouwen met heel prachtige lichamen worden van achter toetsenborden veroordeeld tot publiekelijke scheldkanonnades en bash-partijen.
Geluiden van het ene schoonheidsideaal worden overstemd en overschreeuwd door tegengeluiden van een ander schoonheidsideaal. Cellulitis is bah, cellulitis is boeeeh, heb je cellulitis, dan mag je niet naar buiten toe. Ja óf – Cellulitis is de bom, wees een échte vrouw. Hou van je cellulitis, want je cellulitis houdt van jou.
Allemaal leuk en aardig, maar een tussenweg weten we vooralsnog niet echt te vinden.
Die plastic wereld waarin iedereen hetzelfde doet is helemaal niet zo erg. Zolang we die maar zien voor wat ‘ie is. En er wel om kunnen blijven lachen met z’n allen.
Dat we ons realiseren dat we allemaal een zweetsnor hebben in de zomer en dat we allemaal ons geduld wel eens verliezen en lang niet altijd sereen zijn en dat een Cirque-du-soleil-achtige pose helemaal niet comfortabel is, al komen je gespierde kuiten dan misschien wel lekker uit.
En zolang er vooral niet ongelukkig van worden.
We willen allemaal uniek zijn, en toch willen we allemaal hetzelfde. Want ergens bij horen, dat is veilig. Geaccepteerd worden, dat is veilig. Midden in de kudde, want dat is veilig.
Maar dan wél uniek.
Althans, naar de buitenwereld toe dan. Dus ja. We zijn allemaal uniek. Op onze eigen, gemeenschappelijke manier.